Zoals andere steden en dorpen is ook het
oorspronkelijke Bergentheim ontstaan aan een riviertje, namelijk aan de
Overijsselse Vecht. Deze rivier komt Nederland bij de gemeente
Gramsbergen binnen, stroomt door naar Hardenberg, langs Bergentheim door
Ommen en langs Dalfsen naar Zwolle en mondt daar uit in het Zwarte
water.
Eeuwen geleden kwamen aan de oevers van deze rivier
grote zandvlakten bloot te liggen en wanneer daar zomers de wind
overheen blies ontstonden er zandverstuivingen die aan de beide kanten
van de rivier duinen vormden de zogenaamde rivierduinen. De huidige
”Beerzebulten’’ zijn hiervan een voorbeeld. Reeds ver voor het begin
van de jaartelling werden de oevers al bewoond door rondtrekkende
stammen. Pas in de Middeleeuwen vinden we geschreven berichten over
blijvende bewoners van deze streek.
De eerste keer dat daadwerkelijk over Bergentheim geschreven is, was in 1385. In het boek: de registers en rekeningen van Het Bisdom Utrecht staat op bladzijde 586 “lijst van mensen en goederen hieronder vermeld en te brengen in de hof van Ootmersum op Hemelvaartsdag … o.a. te BERGENTHEM (bij) Tackinc”.
Uitgaande van het jaar 1385 bestond Bergentheim in 1985 600 jaar en is in 2010 het feest Bergentheim 625 jaar gevierd.
Bergen komt van: de verheven rivierduinen langs de Vecht. En Theim komt van: omheind stuk land of thum = tuin. In 1688 veranderde de naam Bergenthem in Bergentheim.
Het oude Bergentheim had een langgerekte vorm. Men kende een oosteind, een middendorp een een westeind. Deze vorm kunnen we terugvinden in het huidige Oud-bergentheim: het oosteind bij Schottink en het westeind bij Wiechmink; terwijl bij Wuestkamp het “middendorp”zou zijn. Hier heeft ook de havezate (adelijke boerderij) gestaan. In 1649 tot 1842 was de familie van Voorst eigenaar van de havezate. In 1842 werd de havezate afgebroken en de gracht gedempt, zodat er van de havezate “Bergentheim” niets meer over was.
In het midden van de negentiende eeuw kreeg een ander deel van Bergentheim de aandacht, namelijk de uitgestrekte veengebieden. Het marke bestuur Bergentheim begon met de ontveening van de gebieden onder leiding van mr. I.A. van Roijen. Daarnaast begon in 1850 de Overijsselse Kanalisatiemaatschappij met het uitgraven van het kanaal van Almelo naar Coevorden. Het kanaal werd op verzoek van de boeren in het oude Bergentheim 2 km ten zuidoosten van de buurtschap gegraven. Hierdoor ontstond een groei bij het kanaal, terwijl het oude Bergentheim niet verder groeide.
Van Roijen had ook in 1850 de van Roijenswijk gegraven, vanaf het kanaal in Bergentheim naar Kloosterhaar. Deze wijken werden gegraven voor de afvoer van turf en voor de ontwatering van het gebied. Reeds in begin 1900 was de bevolking nabij het kanaal zo veel toegenomen, dat er winkels, kerken en scholen gebouwd werden. Hier spreken we over het ontstaan van de huidige kern Bergentheim.
De veenperiode heeft voor Bergentheim ongeveer driekwart eeuw geduurd. Ook in Bergentheim kende de ontveening de verschrikkelijke toestanden van lage lonen, slechte huizen en andere sociale wantoestanden. Pas na de oorlog is Bergentheim verder ontwikkeld naar het huidige dorp.